George Hendrik Breitner

RKD STUDIES

3. Een schilder gaat fotograferen

De vroegste aanwijzing dat Breitner zich inliet met de fotografie is te vinden in een brief die hij waarschijnlijk in 1889 schreef en die gericht is aan de eveneens fotograferende schilder Herman van der Weele: ‘Wees zoo goed en meld me per omgaande, met teekening en uitleg, hoe ik een camera kan maken. – zooals ik toen bij jou gezien heb’.1 Er waren op dat moment diverse eenvoudig te bedienen, niet al te dure toestellen op de markt. Als de brief inderdaad uit 1889 stamt, mag het daarom opmerkelijk genoemd worden dat Breitner overwoog zelf een camera te bouwen: dat zou alleen een apparaat van de allereenvoudigste constructie kunnen betreffen, met zeer beperkte mogelijkheden en primitieve resultaten.2 De foto die doorgaat voor de vroegste die met zekerheid te dateren is – een portret van de schrijver Lodewijk van Deyssel uit 1889 –, is in ieder geval niet met een eigenhandig gebouwd toestel gemaakt. Gezien de optische en technische kwaliteit van het portret moet het gemaakt zijn met een camera die bij een fotowinkel is gekocht.3

Indien we uitgaan van 1889 als het jaar waarin Breitner met fotograferen begon, dan heeft hij zich daarmee ruim 25 jaar beziggehouden: de laatste met zekerheid te dateren foto’s, twee Amsterdamse stadsgezichten, zijn in 1915 gemaakt.4 Dat betekent dat zijn fotografische activiteiten voor een belangrijk deel samenvallen met zijn carrière als schilder. Stellen we het begin van Breitners eigenlijke carrière als schilder op 1880 – hij voltooide toen zijn studie aan de Haagse academie, werd lid van Pulchri Studio en werkte mee aan het Panorama Mesdag –, dan heeft hij alleen in dat eerste decennium niet tevens de camera gehanteerd. Na 1914 was hij nauwelijks meer actief als schilder. Ook met het fotograferen was het toen bijna gedaan.

Binnen die twee uiterste data – 1889 en 1915 – is het in veel gevallen lastig foto’s te dateren. Topografische details, zoals de afbraak en nieuwbouw van bepaalde huizen en gebouwen, blijken in diverse gevallen een bruikbare aanwijzing. Een voorbeeld daarvan is de met bewegingsonscherpte genomen foto van twee vrouwen op de Dam, misschien wel een van Breitners mooiste foto’s [1]. Een variant op deze opname is luttele seconden later gemaakt, toen de twee vrouwen de noordzijde van de Dam hadden bereikt [2]. Op de achtergrond is de reclame zichtbaar van een kledingwinkel. Vergelijking met andere foto’s van deze – vaak gefotografeerde – locatie levert de wetenschap op dat deze reclame in 1901 nog niet aangebracht was en in 1908 vervangen werd.

1
George Hendrik Breitner
Twee vrouwen op de Dam te Amsterdam, ca. 1900
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 361

2
George Hendrik Breitner
Gezicht op de Dam te Amsterdam, 1900 ca.
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 359

In de iets oudere Breitner-literatuur is enkele malen aangenomen dat hij de meeste foto’s in de jaren ’90 maakte.5 Uit nader onderzoek zou moeten blijken in hoeverre de foto’s waarop deze veronderstelling betrekking had – de groep van circa 300 foto’s die via Kees Maks in het bezit waren gekomen van A.B. Osterholt en tegenwoordig berusten bij de Universiteitsbibliotheek Leiden – te dateren zijn.6 Die gedachte dat Breitner voornamelijk in de jaren ’90 fotografeerde lijkt niet geschraagd door ‘harde’ aanwijzingen. Van een andere groep negatieven, 263 stuks die in 1995 ontdekt werden in het Amsterdamse Gemeentearchief, is dankzij uitgebreid onderzoek in veel gevallen een (tamelijk) nauwkeurige datering vastgesteld.7 Daaruit kan vervolgens opgemaakt worden dat van die groep slechts ongeveer 40 procent in de jaren ’90 is gemaakt, de rest na 1900, met het zwaartepunt de jaren 1906-1907. Het valt niet uit te sluiten dat de periode na 1900 oververtegenwoordigd is in deze groep, zodat we niet botweg mogen aannemen dat voor het gehele fotografische oeuvre van Breitner zo’n verdeling geldt. Al dan niet toevallig bleek uit het enige andere gedetailleerde en gepubliceerde onderzoek – dat naar Breitners Rotterdamse foto’s – dat die in meerderheid in 1905-1906 moeten zijn gemaakt, dus in vrijwel dezelfde jaren als vele opnamen in het Stadsarchief.8

Dergelijk onderzoek naar dateringen (en locaties) is tijdrovend, maar leert in ieder geval dat Breitner na 1900 nog zeer actief zijn camera’s gebruikte. Bovendien blijkt uit de kwaliteit van de foto’s van na de eeuwwisseling dat Breitner – anders dan algemeen verondersteld wordt met betrekking tot zijn schilderijen – als fotograaf na 1900 nog niet over zijn hoogtepunt heen was.


Notes

1 Geciteerd naar P.H. Hefting, ‘Brieven van G.H. Breitner aan H.J. van der Weele’, in 19de eeuwse Nederlandse schilderkunst. Een zestal studies, Haarlem 1977 (Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek  dl. 27 [1976]), p. 139.

2 De brief is door Van der Weele voorzien van de datum 14 juli 1889. Het laatste cijfer lijkt weliswaar een 3 – zoals ook Osterholt veronderstelde in zijn boek Breitner en zijn foto’s (1974) –, maar Hefting houdt het erop dat de verdere inhoud van de brief erop wijst dat 1883 onmogelijk is en het jaartal als 1889 gelezen moet worden. Vgl. Hedi Hegeman, ‘George Breitner’, in Ingeborg Th. Leijerzapf (hoofdred.), Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen, afl. 7 (1987), pp. 1, 3; Paul Hefting, De foto’s van Breitner, Den Haag 1989, p. 25; Tineke de Ruiter, ‘Foto’s als schetsboek en geheugensteun’, in Rieta Bergsma en Paul Hefting (eds), George Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto’s, Bussum 1994, pp. 190, 198 (noot 17); Tineke de Ruiter, ‘Tussen dynamiek en verstilling. Breitners glazen foto’s van Amsterdam’, in Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum/Amsterdam 1997, p. 12.

3 Zie voor de datering van dit portret: Tineke de Ruiter, ‘Foto’s als schetsboek en geheugensteun’, in Rieta Bergsma en Paul Hefting (eds), George Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto’s, Bussum 1994, pp. 190, 198 (noot 20).

4 Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum/Amsterdam 1997, p. 179, cat. nrs. 263-264.

5 Hedi Hegeman, ‘300 originele fotoafdrukken, George Hendrik Breitner, 1857-1923’, in Vereniging Rembrandt. Nationaal Fonds Kunstbehoud. Verslag over 1984, pp. 40, 43; Hedi Hegeman, ‘George Breitner’, in Ingeborg Th. Leijerzapf (hoofdred.), Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen, afl. 7 (1987), p. 2.

6 Zie voor deze foto’s: A.B. Osterholt, Breitner en zijn foto’s, Amsterdam 1974, en Hedi Hegeman, ‘300 originele fotoafdrukken, George Hendrik Breitner, 1857-1923’, in Vereniging Rembrandt. Nationaal Fonds Kunstbehoud. Verslag over 1984, pp. 38-43.

7 Ze zijn alle gecatalogiseerd in Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum/Amsterdam 1997.

8 Aad Gordijn, Paul van de Laar en Hans Rooseboom, Breitner in Rotterdam. Fotograaf van een verdwenen stad, Bussum 2001.