George Hendrik Breitner

RKD STUDIES

4. Pionier van de straatfotografie

Breitner heeft weliswaar geregeld in en om zijn huis en atelier gefotografeerd – interieurs, naakten, portretten en huisdieren –, maar die opnamen vormen een minderheid. Het merendeel van zijn foto’s maakte Breitner op straat. Daarbij komt zijn woonplaats Amsterdam veruit het vaakst voor. De andere steden waar Breitner gefotografeerd heeft – o.a. Haarlem, Rotterdam, Utrecht, Antwerpen, Brussel, Londen en Parijs – volgen op ruime afstand. Breitner behoorde tot de eerste fotografen die de straat als werkterrein kozen. Anders dan fotografen vóór hem was hij niet alleen geïnteresseerd in de stad zelf (als verzameling gebouwen), maar evenzeer in de figuren op straat. De stad is bij Breitner soms alleen maar het decor waartegen zich het leven zich afspeelde. Hij hield veel minder afstand dan andere fotografen en begaf zich met zijn camera tussen de passanten [1].

Dat was volstrekt ongebruikelijk toen Breitner met fotograferen begon. Het Amsterdam van Breitners foto’s is daardoor veel minder statisch en leeg dan dat van fotografen als Pieter Oosterhuis en G.H. Heinen [2]. Op Breitners foto’s zijn de straten vaak gevuld met lopende, winkelende en pratende mensen en spelende kinderen. Meer dan anderen benutte Breitner de mogelijkheid om met de nieuwe kleine camera’s snapshots te maken. Met ‘snapshots’ werden in Breitners tijd foto’s aangeduid die snel werden gemaakt, zonder dat men zich bekommerde om een afgewogen compositie zoals die door de ‘regels van de kunst’ werd voorgeschreven.1 In technisch opzicht bleven de foto’s die met zulke eenvoudige camera’s gemaakt werden ver achter bij opnamen die vervaardigd werden met grotere, complexere camera’s die tot dan toe gebruikelijk waren (en nog heel lang de standaard zouden vormen). Breitner hechtte echter ongetwijfeld veel minder waarde aan technische perfectie dan aan de mogelijkheid om zich onbelemmerd en onopvallend tussen zijn stadgenoten te begeven. Zoveel levendigheid en bewegelijkheid als op Breitners foto’s treffen we dan ook bij geen enkele andere Nederlandse fotograaf aan. Ook internationaal kan Breitner gerekend worden tot de pioniers van de straatfotografie, tot de eersten die zich minder bekommerden om de techniek dan om de mogelijkheid een sfeer of impressie vast te houden. Hij past in het rijtje Pierre Bonnard, Maurice Denis, Edvard Munch en Édouard Vuillard, schilders die in dezelfde tijd de camera gebruikten om informele opnamen te maken die opvallen door hun directheid en ongepolijstheid en door hun ongebruikelijke uitsnedes en standpunten.2 Door hun werkwijze en onderwerpskeuze zijn minder bekende kunstenaars als de Duitse tekenaar Heinrich Zille en de Franse schilder Henri Rivière (1864-1951) misschien nog wel meer verwant aan Breitner.3

1
George Hendrik Breitner
Gezicht op het Spui te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1166

#

2
G.H. Heinen
Prins Hendrikkade en St. Nicolaaskerk, gezien vanaf het Centraal Station, Amsterdam
Lichtdruk
Amsterdam, Rijksmuseum, inv.nr. RP-F-F25738-H


3
George Hendrik Breitner
Passante op de Prinsengracht te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 115

4
George Hendrik Breitner
Dienstbode bij de Westermarkt te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 126


Op Breitners foto’s lopen mensen vaak dwars door het beeld. Soms kijken zij in de camera, soms hadden ze hem niet door. Hij posteerde zich geregeld bij bruggen, waarschijnlijk omdat daar relatief veel mensen (en paarden en karren) samenkwamen. Tenminste twee keer heeft hij zich opgesteld op een hoek van de Westermarkt om een dienstbode te fotograferen. Doordat de vrouwen op de identieke plaats lopen, nog net in beeld zijn – twee seconden later en ze waren uit beeld gestapt – en het plein verder vrijwel leeg is, kan het bijna niet anders of Breitner heeft hen met opzet op deze manier in beeld gezet [3-4] . Een draaimolen op het Haarlemmerplein was eveneens een locatie waar Breitner figuren gemakkelijk enige tijd kon observeren [5-6]. Ook fotografeerde hij voorbijgangers en de beweging op straat vanuit een raam op een bovenverdieping van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae aan het Rokin en vanuit zijn huis aan de Lauriergracht [7-8]. Breitner maakte graag serietjes of in ieder geval meer dan één opname. Voorbeelden zijn de foto’s die hij op het Haarlemmerplein maakte van een hoefsmid en van dansende kinderen in een speeltuin [9-10]. Ook waren er locaties waar hij geregeld terugkeerde om er te fotograferen, zoals het Damrak of de Korte Prinsengracht bij de Haarlemmerstraat.4

5
George Hendrik Breitner
Kermis op het Haarlemmerplein te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 588

6
George Hendrik Breitner
Kermis op het Haarlemmerplein te Amsterdam, 1900 ca.
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 595


7
George Hendrik Breitner
Gezicht op de Lauriergracht te Amsterdam met passanten
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2036

8
George Hendrik Breitner
Gezicht op de Lauriergracht met passant
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2041


9
George Hendrik Breitner
Kinderen in speeltuin het Vosje te Amsterdam, voor 1901
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1291

10
George Hendrik Breitner
Kinderen in speeltuin het Vosje te Amsterdam, voor 1901
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1292


Bij mensen die op één plek aan het werk waren of stonden, hield Breitner wel eens stil om ze te fotograferen. Geregeld cirkelde Breitner dan om zijn onderwerp heen. Al hadden de gefotografeerde figuren daarbij vaak hun rug naar de fotograaf gewend, hij kan niet altijd volmaakt onopgemerkt gebleven zijn. Hij heeft daar overigens ook niet altijd veel moeite voor gedaan: uit diverse opnamen blijkt hoe hij zich recht voor de gefotografeerde personen opstelde. Zo nu en dan volgde hij mensen of kinderen een tijdje, waarbij ze een enkele keer eerst omkeken en vervolgens gewoon doorliepen, zonder zich kennelijk te storen aan zijn camera [11-12].

De ongeveer 2850 negatieven en afdrukken die we van Breitner kennen, zijn met verschillende camera’s gemaakt. Eén van de bewaard gebleven camera’s is eenvoudige box-camera voor glasnegatieven van het formaat 9x12 cm, waarmee hij snel en onopvallend enkele opnamen achter elkaar kon maken. Breitner heeft deze camera waarschijnlijk rond 1900 aangeschaft.5 Slijtagesporen en verfresten suggereren dat Breitner haar intensief gebruikt heeft, wat nog een reden is om aan te nemen dat Breitner na 1900 nog veel gefotografeerd heeft. Hij moet al eerder een camera voor hetzelfde negatiefformaat hebben gehad. Een van de opnamen op dat formaat is tussen 1894 en 1898 gemaakt en toont rechts een man die aan het plassen is [13].6 Het heeft er veel van weg dat de man tijdens het plassen zag dat er een camera op hem gericht werd: hij kijkt opzij, richting de camera. Het zal hem verbaasd hebben dat hij gefotografeerd werd: het was in die jaren nog ongebruikelijk dat fotografen – amateurs of beroeps – op straat werkten. Slechts weinig privé-personen beschikten in die tijd over een fototoestel: fotograferen was een hobby die meer geld en tijd kostte dan de gemiddelde Amsterdammer zich toen kon veroorloven.

Doordat er maar zo zelden een camera op straat verscheen, was de kans groot dat mensen, wanneer zij doorhadden dat Breitner hen fotografeerde, ophielden waarmee ze bezig waren, zich naar hem toewendden en in de lens gingen staren, daarmee de scène en compositie verstorend die hem nu juist zo aantrok. Het is uit foto’s en verhalen van anderen bekend dat met name kinderen buitengewoon nieuwsgierig konden zijn en dan hinderlijk in beeld gingen staan.7 Ook kwam het voor dat mensen zich eraan stoorden dat ze gefotografeerd werden. Dat overkwam de Amsterdamse fotograaf Johan Huysen toen die in 1913 ‘donker Amsterdam’ bezocht (de Jordaan, de Zeedijk en de Jodenbuurt) en te verstaan kreeg liever op de chique hoofdgrachten te gaan fotograferen in plaats van te profiteren van andermans armoede.8

Het is denkbaar dat er in 1913 inmiddels zoveel op straat gefotografeerd werd dat Huysen zich genoodzaakt zag voortaan zichzelf en zijn camera te vermommen, terwijl in de tijd dat Breitner zijn foto’s maakte een camera een zo zeldzame verschijning was dat het niet of nauwelijks als zodanig herkend werd. Toch kon het zaak zijn om snel en onopvallend te werk te gaan. Daaruit kan mede Breitners voorkeur verklaard worden voor kleinere, eenvoudig te bedienen toestellen. Op verschillende opnamen die hij met de zon in de rug maakte, zien we Breitners schaduw op de voorgrond. Uit de lichaamshouding kunnen we opmaken dat hij daarbij een klein toestel op borsthoogte hield die hij tamelijk onopvallend kon bedienen [14]. De negatieven die ermee gemaakt zijn meten circa 6 x 9,5 cm. Deze behoren tot de kleinste negatieven die bewaard zijn gebleven.9 Hij heeft ook een grotere camera gebruikt voor negatieven van 13 x 18 cm, die te zwaar was om ‘uit de hand’ bediend te worden en dus op statief gezet moest worden, maar daarmee heeft hij vooral verstilde stadsgezichten gemaakt waarop weinig figuren voorkomen.10

Al vond Breitner zijn onderwerpen vooral op straat en legde hij daar vast wat aan zijn camera voorbijtrok, soms zette hij het beeld naar zijn hand en liet hij poseren. Dat gebeurde op straat of in een bouwput, maar ook in een tuin achter een huis (het zijne?) [15-16]. Zo zijn er twee jonge meisjes (waarschijnlijk in Hartjesdag-uitdossing) die op de ene foto naar de grond kijken en op de andere foto in de lens [17-18]. Op twee andere foto’s is een meisje, mogelijk het model Geesje Kwak, eenmaal van opzij, eenmaal frontaal gefotografeerd [19-20]. In tenminste twee gevallen is duidelijk dat Breitner een echte bewegingsstudie maakte. We zien op één van deze twee een rennende vrouw en haar schaduw, plus de schaduw van een tweede rennende vrouw, die zelf buiten beeld bleef [21-22]. Dat Breitner een schutting gebruikte als neutrale achtergrond, versterkt de indruk dat het om een bewegingsstudie gaat: om de lichaamshouding goed te kunnen bestuderen, diende de figuur zoveel mogelijk af te steken tegen de achtergrond. Dat was een les die hij had kunnen leren van de fotograaf Eadweard Muybridge, die in de jaren ’80 in de Verenigde Staten op grote schaal bewegingsstudies maakte en daarbij een houten frame als achtergrond gebruikte [23].11

11
George Hendrik Breitner
Kinderen op de Galgenbrug richting de Bickersgracht te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1374

12
George Hendrik Breitner
Gezicht op de Galgenstraat met de brug naar de Kleine Bickerstraat
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1373

#

13
George Hendrik Breitner
Oudezijds Achterburgwal, Amsterdam 1894-1898
Ontwikkelgelatinezilverdruk, 264 x 361 mm
Amsterdam, Rijksmuseum, inv. nr. RP-F-00-621

14
George Hendrik Breitner
Gezicht op het Spui te Amsterdam
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 1118

15
George Hendrik Breitner
Bouwwerkzaamheden aan de Van Diemenstraat te Amsterdam, 1889-1896
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2052

16
George Hendrik Breitner
Stadsgezicht met portret van een meisje
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2025


17
George Hendrik Breitner
Portret van twee meisjes op Hartjesdag
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2263

18
George Hendrik Breitner
Portret van twee meisjes op Hartjesdag
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2032


19
George Hendrik Breitner
Portret van Geesje Kwak in de sneeuw
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2034

20
George Hendrik Breitner
Portret van Geesje Kwak in de sneeuw
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2035


21
George Hendrik Breitner
Portret van een passant (vrouw), 1889-1915
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2050

22
George Hendrik Breitner
Portret van een passant (vrouw)
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History, inv./cat.nr. BR 2021


#

23
Edward Muybridge
View of the arrangements for measuring the strides and background
collodiumdruk
Plaat CVII in J.D.B. Stillman, The Horse in Motion, Boston 1882
Amsterdam, Rijksmuseum, inv. nr. RP-F-F25737-C


Notes

1 Zie Gordon Baldwin en Martin Jürgens, Looking at Photographs. A guide to technical terms, Los Angeles, CA,2009, p. 80, en Colin Harding, ‘Snapshot Photography’, in: John Hannavy (ed.), Encyclopedia of Nineteenth-Century Photography, New York/London 2008, p. 1279.

2 Zie bijvoorbeeld Elvire Perego, ‘Intimate moments and secret gardens. The artist as amateur photographer’, in Michel Frizot (ed.), A New History of Photography, Keulen 1998, pp. 334-345, en Elizabeth W. Easton (ed.), Snapshot. Painters and Photography, Bonnard to Vuillard, New Haven/London 2011.

3 Zie voor Zilles foto’s Matthias Flüge (inl.), Heinrich Zille. Berlin um die Jahrhundertwende. Photographien, München 1993, voor die van Rivière: François Fossier, Françoise Heilbrun en Philippe Néagu, Henri Rivière, graveur et photographe, Parijs 1988.

4 Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum 1997, pp. 150, 166-169.

5 De bewaard gebleven 9x12-camera van Breitner is vrijwel identiek aan het ‘Model 1901/1902’ van de ‘Guy’s Edison-Camera’ zoals die afgebeeld is in een catalogus van de bekende fotografiehandelaar Guy de Coral. Waarschijnlijk is Breitners exemplaar van iets eerder of later. Zie voor deze camera van Breitner o.a. Paul Hefting, ‘Notities over G.H. Breitner’, in Bulletin van het Rijksmuseum 16 (1968), pp. 170, 172, Tineke de Ruiter, ‘Foto’s als schetsboek en geheugensteun’, in: Rieta Bergsma en Paul Hefting (eds), George Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto’s, Bussum 1994, pp. 190, 198 (noot 25) en Tineke de Ruiter, ‘Het fotografisch ambacht’, in Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum/Amsterdam 1997, p. 111.

6 Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum 1997, pp. 77, 139 (cat. nr. 55).

7 Hans Rooseboom, ‘Eenvoud als antidotum. Vier foto’s van A.J.M. Mulder’, in: Bulletin van het Rijksmuseum 56 (2008), pp.154 (afb. 3), 155 (afb. 4), 157; Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep, 1839-1889, Leiden 2008, pp. 160-162.

8 J. Huysen, ‘Fototochten in donkerst Amsterdam’, in De Camera 5 (1912-1913), pp. 157, 163.

9 Tineke de Ruiter, ‘Foto’s als schetsboek en geheugensteun’, in Rieta Bergsma en Paul Hefting (eds), George Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto’s, Bussum 1994, p. 198 noot 22.

10 Tineke de Ruiter, ‘Tussen dynamiek en verstilling. Breitners glazen foto’s van Amsterdam’, in Anneke van Veen (ed.), G.H. Breitner. Fotograaf en schilder van het Amsterdamse stadsgezicht, Bussum 1997, pp. 17-19, en Anneke van Veen, ‘Het raadsel van Breitners glasplaten’, in idem, p. 122.

11 Vgl. Tineke de Ruiter, ‘Foto’s als schetsboek en geheugensteun’, in Rieta Bergsma en Paul Hefting (eds), George Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto’s, Bussum 1994, p. 189, waar wel een verband wordt gelegd tussen Muybridge en Breitners schilderijen, maar niet met deze eigen bewegingsstudie.